H2. Het registreren met drawbars (deel 2)
De toonfamilies
|
Inhoudsopgave van hoofdstuk 2 |
1. De uiterlijke kenmerken van de drawbar(hoofdstuk 2, deel 1)
1.1. De voetmaten
1.2. De kleuren van de drawbars
1.3. De nummering op de drawbars
2. Toonfamilies (hoofdstuk 2, deel 2)
2.1. Soorten geluidsfamilies
2.2. De fluiten
2.3. De reeds
2.4. De diapasons
2.5. De strings
2.6. Moderne geluiden
2.7. Samenvatting
3. Registratie-technieken (hoofdstuk
2, deel 3)
3.1. Het gebruik van zwarte
drawbars
3.2. Het noteren van registraties
3.3. Drawbars voor pedalen
3.4. De juiste toonhoogte
3.5. Het bij elkaar voegen van
meerdere registraties
3.6. Het versterken van een registratie
|
|
2. Toonfamilies
|
|
|
|
2.1. Soorten geluidsfamilies
|
Indeling in families |
Het drawbar-systeem geeft u de mogelijkheid om vele
duizenden mooie geluiden te produceren, zowel orkestrale
geluiden als solo-instrumenten. Om snel vertrouwd te
kunnen raken met deze geluiden is het zinvol ze in
"families" in te delen. Geluiden die van
hetzelfde type zijn, zullen immers in toonstructuur
sterke verwantschap vertonen. Bovendien wordt het zo
gemakkelijker toon-types te selecteren die passen bij de
muziek van vóór de tijd dat Hammond werd
geïntroduceerd, of om klassieke kerkgezangen te spelen
waarvoor vaak geen orgelregistraties bestaan. Op deze
website zijn in de bijlagen (zie menubalk aan de bovenzijde) vele voorbeelden
en suggesties hiervoor opgenomen.
|
De 4 toonfamilies |
Zoals gezegd dus een opdeling in toonfamilies. Orgeltonen
worden in het algemeen in vier "families"
opgedeeld en wel als volgt:
Fluiten, zowel gecombineerd (orkestraal)
als solo, zoals piccolo, melodia, tibia en vele andere.
Reeds (een reed is een tongetje van een
orgelpijp), waaronder de koperinstrumenten, trompet,
trombone, clarinet, bugel, bassoon (=fagot), vox humana
(=mensenstem), cornet, Franse hoorn, Engelse hoorn,
saxofoon, tuba, oboe, enzovoort.
Diapasons, dat wil zeggen de volle
geluiden, de samenklanken.
Engels voor de diapasons als verzamelnaam (familie) is
"foundation" (fundering, grondslag). Een
diapason is een mensuur van blaasinstrumenten; een
mensuur is bij blaasinstrumenten en orgelpijpen de
onderlinge verhouding van de verschillende afmetingen van
lengte, wijdte, enzovoort.
Strings, zowel gecombineerd (orkestraal)
als solo, zoals viool en cello.
|
|
2.2. De fluiten
|
Eenvoudige samenstelling |
Van de vier groepen hebben de fluiten de eenvoudigste
wijze van samenstelling. Er wordt voornamelijk gebruik
gemaakt van het basisregister en de eerste consonant
daarboven (tweede witte drawbar) met af en toe in lichte
mate de eerste zwarte dissonant daaraan toegevoegd. De
relatieve verhoudingen van deze harmonische tonen zijn
bij de verschillende soorten fluiten verschillend.
Figuur 7. Fluit, zwaar type
|
Eerste fluit-registratie |
Figuur 7 toont u een voorbeeld van een fluit. Schuift u
de drawbars maar eens uit op de aangegeven wijze. Let u
bij het uitproberen er wel op, dat u vibrato, nagalm,
leslie, percussie, sustain en andere soorten speelhulpen
op de juiste wijze in de juiste mate toevoegt. U kunt dit
type fluit enigszins aanpassen door de 4' licht te
variëren of de 2-2/3' in zeer geringe mate bij te
schuiven. Probeert u vervolgens eens het hieronder
aangegeven lichtere type fluit.
Figuur 8. Fluit, licht concert-type
|
Van fluit naar tibia |
Zo kunt u werkelijk honderden verschillende fluiten in uw
orgel registreren, terwijl orgels zonder drawbars slechts
enkele van fabriekswege voorgeprogrammeerde registraties
kennen.
U zag bijvoorbeeld in figuur 7 hoe u een zwaar type fluit
kunt maken met de registratie
|
|
|
|
Daarna door eenvoudigweg de onderlinge verhouding van de
derde en vierde drawbar te veranderen, hoe u een licht
concert-type snel hebt ingevoerd.
Een solo-type tibia kunt u bijvoorbeeld inschuiven door
het basisregister weer wat verder uit te trekken en het
vijfde register (2') wat toe te voegen. Probeert u eens
|
|
|
Meerdere fluiten tesamen |
en voeg daar wat vibrato aan toe.
Het effect van vele fluiten van verschillende zwaartes
(8', 4', 2' en 1') kan worden verkregen door alle witte
drawbars gelijktijdig te gebruiken. Probeer bijvoorbeeld
onderstaande registratie zonder vibrato.
Figuur 9. Fluit, meerdere tesamen
|
|
Deze registratie is ook interessant om eens een
sub-basisregister aan toe te voegen, bijvoorbeeld op de
manier
|
|
|
|
Probeert u deze registatie eerst zonder vibrato en daarna
met volle vibrato. Hoewel deze laatste combinatie geen
"zuivere" fluittoon is, is het toch een mooie
fluitklank.
|
|
2.3. De reeds
|
Solo-instrumenten |
Na de fluiten gaan we over naar de reed-familie. Helaas
kunnen we hier maar enkele van de duizenden effecten
bekijken die deze familie groot is. De reeds zijn mooier
en talrijker dan enige andere groep. Vele ervan worden
als solo-instrument gebruikt. In mindere mate komen ze
voor als begeleidingsinstrument op het onderklavier. Dit
hangt samen met de opvallende herkenbaarheid, zo u wilt
persoonlijkheid van de geluiden.
Terwijl de fluiten de harmonische
samenstelling voornamelijk baseren op het basisregister
8' en de tweede witte drawbar 4', worden de reeds
gekarakteriseerd door een stevige boven-harmonische
opbouw. In feite hebben de reeds evenveel
boven-harmonische tonen als basisregister en vier-voet.
Om dit nu concreet te vertalen: de nadruk ligt op de
middelste groep drawbars (de nummers 3, 4, 5 en 6), vaak
met zelfs meer van de eerste zwarte (2-2/3') dan van het
basisregister zelf.
De reeds omvatten de koperinstrumenten en de houten
blaasinstrumenten. Bij deze laatste groep wordt in het
algemeen meer vibrato gebruikt dan bij de
koperinstrumenten.
Hieronder (figuur 10) ziet u als voorbeeld de oboe
oftewel hobo, een houten blaasinstrument met in het
algemeen een hoge toon.
Figuur 10. Oboe
|
Middelste drawbar |
De hobo is een typische reed met nadruk op de middelste
groep drawbars en met bijna zoveel van de eerste zwarte
drawbar als van het basisregister zelf.
Een tip om reed-geluiden wat gemakkelijker te herkennen
(of onthouden) is de volgende: de eerste zwarte drawbar
is tevens de middelste drawbar van de negen. Als deze wat
verder wordt uitgetrokken ontstaat al gauw een soort
driehoek, een min of meer symmetrisch geheel. Als u deze
gebruikt in een wat minder krachtige driehoek,
bijvoorbeeld
|
|
|
|
dan doet deze driehoek uitstekend dienst als
begeleidingsgeluid op het onderklavier.
|
Nuanceren |
Nog een goed voorbeeld van een reed is de trompet. In
figuur 11 staat een trompet afgebeeld die het best met
weinig vibrato kan worden gespeeld.
Figuur 11. Trompet
|
|
Het kan voorkomen dat de kwaliteit van het trompetgeluid
niet is zoals u zich die had voorgesteld. Menig
orgelfabrikant heeft trompetschakelaars op zijn orgels
gebouwd waarvan u persoonlijk de kwaliteit niet zozeer
bejubelt. Bij hen dient u er evenwel in te berusten. Niet
bij drawbars. Vindt u de trompet maar niets, dan kunt u
zolang blijven schuiven met de drawbars tot er een voor u
uitstekende immitatie van het originele instrument is
ontstaan. U kunt naar hartelust nuanceren. Bovendien
beschikt u over speelhulpen als vibrato, nagalm, leslie,
sustain en dergelijk om elk ingeschoven geluid nog naar
wens na te regelen. Het succes daarvan hangt ook wel
samen met de akoestiek van de ruimte of van de positie
van het orgel (of eigenlijk de luidsprekers of pijpen).
Niet voor niets worden dure, op bestelling gebouwde
pijporgels "gestemd" nadat ze zijn
geïnstalleerd. Dit is om de tonen van de pijpen aan te
passen aan de akoestiek van de kerk of hal waarin het
orgel is geplaatst.
Eén drawbar een fractie verschuiven kan genoeg zijn om
de toon te verzachten of te verrijken. Tussen de
voorbeelden elders op deze website staan dan ook meerdere
trompetten weergegeven.
|
Mensenstem |
Verder met het volgende voorbeeld van de reeds: de vox
humana (letterlijk: de mensenstem). Dit is een licht
reed-effect, dat met veel vibrato of leslie dient te
worden gespeeld.
Figuur 12. Vox humana
|
|
Het gevoelige vox humana-effect verschilt binnen de
reedsfamilie van de trompet als twee uitersten. Sommige
lezers zullen neigen dit geluid onder te brengen bij de
strings, maar de literatuur benoemt het als een
grensgeval van de reeds. Het illustreert des te meer de
enorme verscheidenheid binnen deze familie.
|
Andere reeds |
Een flink contrast met de vox humana en bovendien met het
(binnen de reeds) zware trompet-geluid, vormt de groep
lichtere solo-instrumenten. Probeert u bijvoorbeeld eens
|
|
|
|
bijgestaan door een "gemiddelde" vibrato, en uw
gehoor zal worden gestreeld door een prachtige clarinet.
Tenslotte nog een voorbeeld van een zwaarder reed-effect,
waarvan enige verwantschap met de diapason-familie niet
valt te ontzeggen.
|
|
|
|
We maken hierbij gebruik van de drawbars links van het
basisregister. Tenslotte voegen we nog een lichte vibrato
of chorus eraan toe.
|
|
2.4. De diapasons
|
Samengestelde geluiden |
De derde van de vier families is de diapason-familie
(Engels: foundation). Diapasons zijn samengestelde
geluiden die u in geen enkel ander instrument tegenkomt
dan alleen in orgels.
Soms komt u de term "open diapason" of
"stopped diapason" tegen. Deze termen zijn
overgenomen van het pijporgel en duiden het type pijp aan
dat wordt gebruikt om het geluid op dat moment voort te
brengen. |
Zware klank |
De diapasons hebben typische orgel-eigenschappen. Er
is geen sprake van het immiteren van een solo- of
orkestraal instrument. In de regel zijn ze zwaar en dof
van klank, bijna nooit licht of helder. Dit maakt ze
geschikt voor het spelen van akkoorden en vooral voor
begeleiding op het onderklavier. En in het bijzonder zijn
ze geschikt voor achtergrondeffecten bij gezang.
Er zijn vele "16-voet" diapason-effecten.
Hierin zitten verwerkt de twee bruine drawbars links in
elke groep. De eerste van deze bruine drawbars voegt de
toon toe die een octaaf lager is dan het basisregister en
de tweede bruine drawbar voegt de toon toe die een octaaf
lager is dan de derde harmonische (de eerste zwarte
drawbar). Anders gezegd: de 16' is een octaaf lager dan
de 8' en de 5-1/3' is een octaaf lager dan de 2-2/3'. De
twee bruine drawbars zijn met opzet anders van kleur dan
de andere en zijn naast elkaar gepositioneerd omdat zij
vrijwel altijd tesamen in
"16-voet"-registraties worden gebruikt. |
Lichte diapason |
In figuur 13 ziet u een lichte diapasonregistratie. De
figuren 14 en 15 tonen "16-voet"-registraties.
Op de diapasons zijn diverse variaties denkbaar zoals
viool-diapasons, fluit-diapasons, enzovoort.
Figuur 13. Diapason
|
Opbouw diapason |
De diapasons worden gekenmerkt door een sterk
basisregister en eerste consonant met relatief zwakke
bovenste harmonische tonen.
Beroepsorganisten zijn het niet helemaal eens uit welke
samenstelling een "goede diapason" nu precies
bestaat. Dit komt wellicht door het feit dat diapasons
meer beïnvloed worden door een goede of slechte
akoestiek dan de geluiden van de andere families. Het
geluid dat voldoet in de ene lokatie is nog niet per
definitie dan ook geschikt voor de andere lokatie. Met
name kerkorgels en theaterorgels zijn gevoelig voor deze
stelling.
De in figuur 13 getoonde diapason is ontwikkeld op
pijporgels door ontwerpers die een zacht, fluit-achtig
type diapason wilden produceren.
Als we de structuur van geluiden ontleden, dan zien we
dat de diapason-geluiden liggen tussen enerzijds de
fluiten die vrijwel verstoken zijn van de bovenste
harmonische drawbars, en anderzijds de strings (zie de
volgende paragraaf) die juist worden gekarakteriseerd door
sterke bovenste harmonische tonen. |
Kerkorgel |
Als we de twee bruine en de drie bovenste harmonische
tonen toevoegen aan de hierboven getoonde diapason,
levert dat een diapason-effect op dat zich uitstekend
leent voor kerkelijk gebruik. In dat geval dient
uitermate zuinig met vibrato-achtige speelhulpen te
worden omgesprongen. Probeer bijvoorbeeld maar eens
|
|
|
|
op het bovenmanuaal, zowel als solo als in een
begeleidingssituatie.
Registraties die gebruik maken van de twee bruine
registers (1 en 2) zijn vaak mooier en rijker als u ze
een octaaf hoger speelt dan uw blad muziek aangeeft.
Kerkorgel-registraties zijn erg krachtige
diapason-registraties. Het zijn immers combinaties van al
de geluidsfamilies die op een orgel aanwezig zijn. Een
kerkorgelgeluid neigt ietwat naar een reed-effect, omdat
de reed-geluiden de meest op de voorgrond tredende
enkelvoudige "stemmen" van het orgel zijn en de
zachtere fluiten en strings verdringen als al deze
families worden gecombineerd.
Maak niet de fout om alle drawbars helemaal uit te
trekken in de veronderstelling dat u dan een groter
kerkorgel krijgt. U krijgt dan namelijk een geluid dat
niet kan worden geïdentificeerd als dat van enig
instrument of groep van instrumenten. U heeft dan precies
eenzelfde zetting van het basisregister als van elk van
de consonanten en dissonanten en het resultaat is te
scherp voor welke toepassing dan ook.
De volgende registratie (figuur 14) is een voorbeeld van
een kerkorgel. Zoals gezegd dient deze gespeeld te worden
met weinig of geen vibrato. Meer voorbeelden van
kerkorgelregistraties treft u aan in het voorbeeldenoverzicht elders op deze site.
Figuur 14. Kerkorgel
|
Theaterorgel |
De installatie van grote pijporgels in veel van de
vooraanstaande Amerikaanse theaters, vooral in de dagen
van de stomme films, bracht een type registratie en stijl
van spelen teweeg die bekend werd onder de naam
"theater-orgel". De theater-orgel-stijl werd
gekenmerkt door de open samenklank en het gebruik van
glissando's, het glijden over de zwarte of witte toetsen.
Deze stijl van spelen wordt nu overal gebruikt voor huis-
en entertainment-muziek.
Aangezien het drawbar-systeem u de gelegenheid geeft niet
alleen geluiden te creëren maar ook om de precieze
nuances te bepalen, kunt u op hetzelfde instrument zowel
een theaterorgel als een kerkorgel inschuiven.
In figuur 15 ziet u een voorbeeld van een theaterorgel.
Dit soort registraties komt het meest tot zijn recht met
veel vibrato en/of leslie.
Figuur 15. Theaterorgel
|
|
2.5. De strings
|
Bovenste harmonische tonen |
De volgende en laatste toonfamilie in de rij is die van
de strings, zowel solo-strings als de orkestrale strings.
De stringgeluiden worden gekenmerkt door sterke bovenste
harmonische tonen, de registers 7, 8 en 9. Het
basisregister en de eerste consonant zijn vaak
betrekkelijk zwak. Zoals u zich wellicht herinnert is dit
precies het tegenovergestelde van de fluitenfamilie waar
zich juist de registers 3 en 4 nadrukkelijk manifesteren
en de bovenste drie niet of zwak aanwezig zijn.
Er zijn vele honderden mogelijke stringregistraties en
elk stringgeluid kan zowel somber als helder gemaakt
worden door de bijdrage van de drie bovenste harmonische
drawbars te variëren.
Feitelijk worden de strings als de meest veelzijdige van
de vier geluidsfamilies beschouwd. Ze kunnen zacht zijn
of luid, solostrings of ensembles, solo-instrument of
begeleidingsinstrument.
Hieronder vindt u de bekendste string, de viool.
Figuur 16. Viool
|
Strijkers |
Als laatste voorbeeld van de strings ziet u in figuur 17
het samengestelde geluid van meerdere strings. Dit is een
immitatie van het strijkersdeel van een orkest. Maar
zoals ook gold bij de overige families, u kunt vele en
vele strijkensembles maken, met enkele toetsen of met
akkoorden, door zorgvuldig met de drawbars uw voorkeur in
te schuiven.
En nog meer variatie kunt u aanbrengen door daarvoor
geschikte passages met beide handen op 1 klavier te
spelen.
Figuur 17. String chorus
|
Vibrato |
Als het ergens belangrijk is om in de juiste mate en op
de juiste wijze vibrato toe te voegen, dan is het wel bij
de strings. Immers beroemde violisten zijn groot geworden
door de meesterhand waarmee zij vibratie in het geluid
van hun instrument aanbrachten. Bedenk dus altijd dat het
inschuiven van de klank alleen niet voldoende is om een
volmaakte string te registreren.
|
|
2.6. Bijzondere geluiden
|
Interessante combinaties |
Als aanvulling op de vier geluidsfamilies volgen hier nog
enkele tips voor het maken van wat bijzondere klanken.
Hiermee worden geluiden bedoeld die niet te gebruiken
zijn in klassieke orgelstukken uit de wat oudere
literatuur maar die wel leuke variaties kunnen betekenen
in de modernere popmuziek. Als u bijvoorbeeld
onderstaande registratie speelt op een staccato manier en
zonder gebruik van vibrato, dan ontstaat het effect van
een xylofoon.
Figuur 18. Xylofoon
Omdat door het gebruik van drawbars elke harmonische toon
onafhankelijk van de andere kan worden benadrukt, bestaat
de mogelijkheid om elk modern of ongewoon effect in uw
orgel te schuiven. Ook het basisregister kan worden
weggelaten. Deze ongebruikelijke omissie kan leiden tot
de volgende toch wel interessante combinaties:
|
|
|
|
of |
|
|
|
2.7. Samenvatting
|
Vier geluidsfamilies |
In de vorige paragrafen zijn vier geluidsfamilies
beschreven. Deze geluidsfamilies met hun kenmerken zijn:
De fluiten. Hoofdzakelijk gebruik van het
basisregister en de eerste consonant; soms in geringe
mate toevoeging van de eerste dissonant.
Voorbeeld: Fluit, 00 6520 000.
De reeds. Nadruk op de middelste drawbars, vaak
met meer van de eerste dissonant (2-2/3') dan van het
basisregister zelf.
Voorbeeld: Trompet, 00 7677 540.
De diapasons. Sterk basisregister en eerste
consonant, vaak gebruik van de sub-basisregisters (16' en
5-1/3'), relatief zwakke bovenste harmonische drawbars.
Voorbeeld: Theaterorgel, 87 8766 553.
De strings. Betrekkelijk zwak basisregister en
eerste consonant en sterke bovenste harmonische tonen
(1-3/5', 1-1/3' en 1').
Voorbeeld: Viool, 00 4345 554.
|
Registratie-technieken |
Lees nu verder in hoofdstuk
2 deel 3 dat is gewijd aan de kunst van het registreren.
|
|
|